Herkomst: Suriname | Leeftijd: vanaf 11 jaar | Verteltijd: ca. 8 min.

Ba John is reeds jaren dood. Niemand heeft hem de eer gegeven, die hem toekwam. Hij was een eenvoudig man, arm en onbekend. Maar voor ons in de kleine achterbuurt was hij een held, een knap man, een kunstenaar. Lezen en schrijven kon hij niet, maar zijn geheugen was buitengewoon ontwikkeld. In het vertellen van eigenlijke anansitori's was hij niets. Hij kende en vertelde geschiedenissen uit Duizend-en-één-nacht. "Weet je wat dat is?" vroeg hij altijd aan zijn toehoorders. "Duizend-en-één-dag heb ik nodig, om je al de verhalen te vertellen uit dat grote boek, dat verloren is gegaan."

Ba John zou op een avond gaan vertellen op ons erf. De buurt wordt gewaarschuwd. Oud en jong bereidt zich voor op de verhalen van Ba John. Centen worden gebedeld. Koren (maïs) wordt gebakken tot sukr'erki, suikererwtjes, of gemalen tot asogri; cassave bereid tot brood. Ook wordt er gezorgd voor een stoop jenever voor Ba John en de helpers. De gehele buurt weet, dat er een genotvolle avond op komst is. Banken, stoelen, kisten worden aangedragen. Iedereen tracht een goede plaats te bemachtigen. Het erf is vol. Een groot vuur is in het midden aangelegd. Als het hout tot kool is verbrand, warmt de een zijn cacao daarop, anderen stoppen geschilde bananen onder de as, om ze te roosteren. Wat zal er verteld worden?

Na enige tijd verschijnt Ba John. Om de belangstelling op te wekken vertelt hij eerst enige lai-tori's (raadsels). "A langa na fesi a langa na baka." (Het is lang van voren en lang van achteren.) Antwoord: "Een straat." De belangstelling is gewekt. Iedereen verlangt nu naar het verhaal. Maar Ba John is zich bewust van zijn waarde. Je krijgt hem zo maar niet aan het vertellen. "Beginnen jullie eerst maar," zegt hij.

Daar staat Sukim (Joachim) op. Hij vertelt niet van de spin, maar van de lotgevallen der slaven. Hoe hingen wij aan zijn lippen, als hij ons vertelde hoe de hele slavenmacht van een plantage dicht bij Georgetown de eigenaar fopte gedurende een feest en ervandoor trok.

Na dit spannende verhaal voelt Oom Djani, dat zijn beurt gekomen is. Hij zal de spin voor het voetlicht brengen. Hij begint: "Kri kra, ala man na en kraka?" Een waarschuwingsteken: "Let op, is ieder op zijn post?"

"A sa go?" (Zal het gaan?) vraagt hij.

"A sa go!" (Het zal gaan!) roepen de toehoorders.

Dan volgt de stereotiepe inleidingsformule van bijna iedere anansi-tori: "Er tin tin, wan moy wenke ben de. (Heel lang geleden was er eens een mooi meisje.) Zij was zeer wispelturig. Iedereen trachtte dit meisje met haar schatten aan de haak te slaan: prinsen, baronnen, zelfs de zoon van de gouverneur. Maar telkens liet zij weten, dat zij niet thuis was." Nauwelijks was Oom Djani tot hier gekomen met zijn verhaal of daar roept er één: "Bato, dan na mi tori yu de go taki!" (Stop, je gaat daar juist mijn lievelingsverhaal vertellen!) en hij heft, bijgestaan door anderen, zijn eerste kot'singi aan (liederen die de anansi-tori onderbreken. Men roept ook wel: Bato, mi ben dape - Het klopt, ik was erbij).

Het eerste lied is:

Misi Helena, misi Helena trin tran trin,
Mi na moni masra, trin tran trin.(3 keer)
(Juf Helena, juf Helena trien tran trien,
Ik ben een man van geld, trien tran trien.)

Hoor, daar roept een ander: "Un sten frustu," (Onze stem is roestig) en de jenever wordt aan de zangers gepresenteerd. Nu mag de verteller doorgaan. Hij beschrijft de rijkdommen van het meisje, haar stugheid, enzovoort. Hier onderbreekt iemand het verhaal met zijn lied: "Schoon Helena onder de zon".

Anansi zal nu zijn kans wagen. Eerst een advertentie in de krant: "Ba Anansi komopo na Akademi. San professor no sabi, Anansi sabi. A tron bigi datra, a de dresi ala sani." (Broer Spin is van de Academie gekomen. Wat professor niet weet, dat weet Anansi. Hij is een groot dokter. Hij geneest alles.)

De verteller gaat verder. Maar voordat hij de verdere plannen van Spin verhaalt, wordt hij alweer onderbroken met een ander lied:

Ba Anansi moy man, na mi de sopo den uma.
(Ba Anansi de mooie man, ik houd de vrouwen voor de gek.)

Het meisje leest de advertentie en wil graag kennismaken met de beroemde dokter. Zij stuurt haar knecht met een uitnodiging naar hem toe. Anansi in zijn schik. Hij naar een rijke vriend: "Man, er is geld te verdienen! Bouw me een mooie vier-riemse vissersboot, maak mij een deftig pak met krakende schoenen en een hoge hoed en handschoenen. De rest komt in orde en je krijgt je geld dubbel en dwars terug."

Een kot'singi-man staat op en beschrijft de pracht en praal door Anansi tentoongesteld en demonstreert de gang van de boot met zijn:

Ba Anansi moy man grinja,
ba Anansi moy man grinja.

("Grienja," een klanknabootsing, geeft het ritme van de armen en roeispanen aan. Sommigen bootsen het roeien na.)

"Baas, go doro nanga yu tori," (Baas, ga door met je verhaal) roept de kot'singi-man. En de verhaler beschrijft verder het huwelijksfeest en de ontnuchtering later. Weer staat een kot'singi-man op en zegt: "Jullie kent allemaal het verhaal van het andere meisje met aboma." Hij begint te zingen:

Mi mama, mi papa, konyepimi, aboma de swari mi.
(Mijn moeder, mijn vader, kom mij helpen, de boa wil me opslokken.)

Als dit verhaal uitgezongen is, staat Oom Djani triomfantelijk op, kijkt naar de toehoorders, neemt een flinke teug van de jenever en zegt: "Mi tori abi ala subasuba, a e opo yu porion." (Mijn verhaal heeft alle mogelijke vermaken, het geeft je spirit, het maakt je poriën open.) Oom Djani gaat zitten, zijn tori is geëindigd.

Een derde verteller staat op en verhaalt, hoe Ba Anansi zijn vrouw Sa Akuba fopte en de kalkoen met zijn vrienden opat. Een vierde geeft een verklaring, waarom Anansi in de hoeken en de beslagruimte leeft (een ruimte tussen de planken in de betimmering van een huis). Er is stemming. Ba John ziet het. Hij treedt naar voren. Hij zal ons vertellen uit zijn Duizend-en-een-nacht-boek, dat hij zelf nooit gelezen heeft.

Aller ogen zijn op hem gericht.

"Wat ik ga vertellen, handelt over de trouw van twee vrienden, Frederik en Willem, en over de invloed, die de vrouw op de man kan hebben. Wie zijn ogen niet kan bedwingen doet er beter aan op te staan en zich te verwijderen, want Uw tranen zullen de grond besproeien. Wie weekhartig is, wordt ook verzocht om weg te gaan, want ik wens niet gestoord te worden door het ach en wee en het zuchten."

Hij gaat zitten; alles is muisstil; zijn haren glanzen in de roze schijn van het vuur. Hij vertelt zo schoon. Nu eens vermanend, dan weer gebiedend of zalvend. Hij beleeft zijn verhalen zozeer, dat de tranen hem over de wangen rollen. En een ieder gaat peinzend naar huis, als Ba John zijn verhaal eindigt met de les: "Als de vrouw goed is, is de man ook goed."

Ba John vertelde geen anansi-tori's; hij was de man van de ondrofeni-tori's, van de parabels, die de mensen een goede les meegeven. Ook zijn verhaal werd onderbroken, maar met ernstige en stichtelijke singi's (liederen). En dit gaf een heel andere omlijsting aan het geheel.

 

* * * EINDE * * * 


Bron: http://www.beleven.org/verhaal/ba_john